BEGRIPPEN / CONCEPTS / CONCEPTOS / KONZEPTE CONCEPTS /CONCETTI
2/S: Two shot; shot van twee personages.
Actiecode: Patroon van tekens die de kijker informatie verschaft door middel van handelingen.
Analoog geluid: Geluid opgenomen op magnetische banden.
As: Denkbeeldige lijn tussen de verschillende personages in een scène.
Back lighting: Licht direct van achteren; onderdeel van driepuntsbelichting.
BCU: Extreme close-up; shot van het hoofd of een deel van het hoofd.
Body mice: Zie zenders.
Breakdownvergadering: Vergadering van heads tegen het einde van de preproductieperiode waarin de plannen scène voor scène besproken worden.
Cashflow schema: Kalender waarop de financiële transacties voor een productie worden gepland.
Casting: Het testen en selecteren van acteurs.
Connotatie: Onbedoelde psychologische bijbetekenis van een teken.
Connotatiecode: Patroon van tekens die de kijker informatie verschaft door middel van connotatie.
Crane: Kraan waarop de camera wordt bewogen; term die aangeeft dat de camera diagonaal beweegt.
CU: Close-up; shot van het hoofd en schouders.
Culturele code: Patroon van tekens die de kijker informatie verschaft gebaseerd op culturele connotaties.
DAT-recorder: digital audio tapes; opnameapparatuur.
Day For Night: Effect dat overdag gedraaide beelden met filters op avond laat lijken.
Decoupage: Een scenario opdelen in shots.
Denotatie: Bedoelde psychologische betekenis van een teken.
Deepfocus: Brede scherptediepte.
Doel: Dat wat een personage wil bereiken.
Dolly: Rails waarop de camera wordt bewogen; term om aan te geven dat de camera horizontaal beweegt.
Driepuntsbelichting: Standaardtechniek om een scène uit te lichten, met licht van links, rechts en achteren.
Dutch angle: Shot vanuit een opzettelijk scheve hoek.
Enigmacode: Verhalende structuur die het plot voortdrijft; gebaseerd op een patroon van dramatische vragen.
Establishing shot: Zie WS. F-stops: Eenheid waarin de opening van de iris wordt gemeten.
Fill light: Zie opvullicht. First Assistant Director: Zie Opnameleider.
Front lighting: Licht direct van voren.
Fysieke betekenis: Dat wat een teken letterlijk is.
Gaffer: Hoofd van het lichtteam. Gelijnd script: Scenario waarin lijnen aangeven welk gedeelte van een scène door een camerastandpunt zal worden gefilmd.
Geluidsdekens: Stukken stof die geluid dempen.
Greenlight: Moment waarop definitief zeker is dat een film wordt gemaakt.
Guide track: Geluidsband onder een film die gebruikt wordt als leidraad voor de geluidsnabewerking.
Handheld: Camera wordt met de hand bediend.
Heads: Hoofd van een afdeling op een filmset.
High angle: Camera filmt het personage van boven ooghoogte.
High-key: Variatie op driepuntsbelichting met sterk opvullicht.
Hoofdlicht: Dominant licht in een shot; afkomstig uit een gemotiveerde bron; onderdeel van driepuntsbelichting.
Ins: Insert; close-up van een object in de plaats van het gezicht.
Iris: Gat in de camera dat licht doorlaat op de film
Key light: Zie hoofdlicht. Kleurtemperatuur: Warmte die licht uitstraalt; gemeten in graden Kelvin.
Lezing: Moment tijdens de repetities waarbij de acteurs het scenario gezamenlijk hardop doorlezen.
Locatiemanager: Persoon die de locatie beheert namens de productie.
Locatiescout: Persoon die locaties zoekt voor een film. Low angle: Camera staat onder ooghoogte.
Low-key: Variatie op driepuntsbelichting met sterk hoofdlicht en back lighting.
LS: Long shot; shot van het gehele lichaam. Master shot: Zie WS. MCU: Medium close-up; shot van het hoofd.
Metaforische betekenis: Psychologische betekenis van een teken op basis van een vergelijking.
Metonymische betekenis: Psychologische betekenis van een teken op basis van een associatie.
Mise-en-scène: Manier waarop acteurs zich in een scène verhouden tot elkaar en hun omgeving.
MLS: Medium-long shot; shot tot aan de knieën.
Mood board: Bord waarop de production designer door middel van een collatie van beelden, schetsen en kleuren een impressie geeft welke sfeer hij in een film wil oproepen.
MS: Mid shot of medium shot; shot tot het middel.
ND filters: Filter die de hoeveelheid licht die in de lens komt dimt.
Non-acteurs: Acteurs zonder ervaring of professionele training die zijn gecast op basis van hun overeenkomsten met het personage.
Normale lens: Lens die een beeld creëert vergelijkbaar met het menselijk oog.
O/S: Over the shoulder; shot dat gedraaid wordt over de schouder van het personage.
Omni-microfoon: Microfoon die geluid over een breed gebied opneemt.
Opnameleider: Persoon met praktische leiding op een filmset.
Opnameschema: Planning van de volgorde waarin scènes van een film worden opgenomen.
Opvullicht: Licht in het shot bedoeld om het hoofdlicht te verzachten.
Pan: Camera beweegt opzij vanuit vast punt.
POV: Point of view; shot vanuit het perspectief van een personage.
Property master: Beheerder van de rekwisieten op de set.
Props: Zie rekwisieten. Psychologische betekenis: Betekenis
BEGRIPPEN / CONCEPTS / CONCEPTOS / KONZEPTE CONCEPTS /CONCETTI
2/S: Two shot; shot van twee personages.
Actiecode: Patroon van tekens die de kijker informatie verschaft door middel van handelingen.
Analoog geluid: Geluid opgenomen op magnetische banden.
As: Denkbeeldige lijn tussen de verschillende personages in een scène.
Back lighting: Licht direct van achteren; onderdeel van driepuntsbelichting.
BCU: Extreme close-up; shot van het hoofd of een deel van het hoofd.
Body mice: Zie zenders.
Breakdownvergadering: Vergadering van heads tegen het einde van de preproductieperiode waarin de plannen scène voor scène besproken worden.
Cashflow schema: Kalender waarop de financiële transacties voor een productie worden gepland.
Casting: Het testen en selecteren van acteurs.
Connotatie: Onbedoelde psychologische bijbetekenis van een teken.
Connotatiecode: Patroon van tekens die de kijker informatie verschaft door middel van connotatie.
Crane: Kraan waarop de camera wordt bewogen; term die aangeeft dat de camera diagonaal beweegt.
CU: Close-up; shot van het hoofd en schouders.
Culturele code: Patroon van tekens die de kijker informatie verschaft gebaseerd op culturele connotaties.
DAT-recorder: digital audio tapes; opnameapparatuur.
Day For Night: Effect dat overdag gedraaide beelden met filters op avond laat lijken.
Decoupage: Een scenario opdelen in shots.
Denotatie: Bedoelde psychologische betekenis van een teken.
Deepfocus: Brede scherptediepte.
Doel: Dat wat een personage wil bereiken.
Dolly: Rails waarop de camera wordt bewogen; term om aan te geven dat de camera horizontaal beweegt.
Driepuntsbelichting: Standaardtechniek om een scène uit te lichten, met licht van links, rechts en achteren.
Dutch angle: Shot vanuit een opzettelijk scheve hoek.
Enigmacode: Verhalende structuur die het plot voortdrijft; gebaseerd op een patroon van dramatische vragen.
Establishing shot: Zie WS. F-stops: Eenheid waarin de opening van de iris wordt gemeten.
Fill light: Zie opvullicht. First Assistant Director: Zie Opnameleider.
Front lighting: Licht direct van voren.
Fysieke betekenis: Dat wat een teken letterlijk is.
Gaffer: Hoofd van het lichtteam. Gelijnd script: Scenario waarin lijnen aangeven welk gedeelte van een scène door een camerastandpunt zal worden gefilmd.
Geluidsdekens: Stukken stof die geluid dempen.
Greenlight: Moment waarop definitief zeker is dat een film wordt gemaakt.
Guide track: Geluidsband onder een film die gebruikt wordt als leidraad voor de geluidsnabewerking.
Handheld: Camera wordt met de hand bediend.
Heads: Hoofd van een afdeling op een filmset.
High angle: Camera filmt het personage van boven ooghoogte.
High-key: Variatie op driepuntsbelichting met sterk opvullicht.
Hoofdlicht: Dominant licht in een shot; afkomstig uit een gemotiveerde bron; onderdeel van driepuntsbelichting.
Ins: Insert; close-up van een object in de plaats van het gezicht.
Iris: Gat in de camera dat licht doorlaat op de film
Key light: Zie hoofdlicht. Kleurtemperatuur: Warmte die licht uitstraalt; gemeten in graden Kelvin.
Lezing: Moment tijdens de repetities waarbij de acteurs het scenario gezamenlijk hardop doorlezen.
Locatiemanager: Persoon die de locatie beheert namens de productie.
Locatiescout: Persoon die locaties zoekt voor een film. Low angle: Camera staat onder ooghoogte.
Low-key: Variatie op driepuntsbelichting met sterk hoofdlicht en back lighting.
LS: Long shot; shot van het gehele lichaam. Master shot: Zie WS. MCU: Medium close-up; shot van het hoofd.
Metaforische betekenis: Psychologische betekenis van een teken op basis van een vergelijking.
Metonymische betekenis: Psychologische betekenis van een teken op basis van een associatie.
Mise-en-scène: Manier waarop acteurs zich in een scène verhouden tot elkaar en hun omgeving.
MLS: Medium-long shot; shot tot aan de knieën.
Mood board: Bord waarop de production designer door middel van een collatie van beelden, schetsen en kleuren een impressie geeft welke sfeer hij in een film wil oproepen.
MS: Mid shot of medium shot; shot tot het middel.
ND filters: Filter die de hoeveelheid licht die in de lens komt dimt.
Non-acteurs: Acteurs zonder ervaring of professionele training die zijn gecast op basis van hun overeenkomsten met het personage.
Normale lens: Lens die een beeld creëert vergelijkbaar met het menselijk oog.
O/S: Over the shoulder; shot dat gedraaid wordt over de schouder van het personage.
Omni-microfoon: Microfoon die geluid over een breed gebied opneemt.
Opnameleider: Persoon met praktische leiding op een filmset.
Opnameschema: Planning van de volgorde waarin scènes van een film worden opgenomen.
Opvullicht: Licht in het shot bedoeld om het hoofdlicht te verzachten.
Pan: Camera beweegt opzij vanuit vast punt.
POV: Point of view; shot vanuit het perspectief van een personage.
Property master: Beheerder van de rekwisieten op de set.
Props: Zie rekwisieten. Psychologische betekenis: Betekenis