De president van Nicaragua die in 1979 gedwongen werd af te treden, was Anastasio Somoza Debayle. Somoza Debayle was de zoon van een voormalige dictator en had zelf de macht overgenomen na de dood van zijn vader in 1956. Hij regeerde met harde hand en onderdrukte politieke oppositie en sociale bewegingen.
In de jaren 70 groeide de ontevredenheid onder de bevolking over de corruptie en repressie van het regime van Somoza Debayle. Dit leidde tot grootschalige protesten en uiteindelijk tot een gewapende opstand tegen zijn bewind. De Sandinistische Nationale Bevrijdingsfront (FSLN), een marxistische guerrillabeweging, speelde een belangrijke rol in de strijd tegen Somoza’s regime.
In juli 1979 werd de hoofdstad Managua ingenomen door de rebellen, waarna Somoza Debayle gedwongen werd af te treden en het land te ontvluchten. De FSLN vormde een nieuwe regering en begon met het doorvoeren van hervormingen om Nicaragua te transformeren tot een socialistische staat.
De val van Somoza Debayle betekende het einde van de decennialange heerschappij van de Somoza-familie over Nicaragua. Hoewel de revolutie aanvankelijk op veel steun kon rekenen, leidde het uiteindelijk tot een burgeroorlog en een langdurige periode van politieke instabiliteit in het land.
Deze gebeurtenissen hebben diepgaande gevolgen gehad voor Nicaragua en hebben het politieke landschap van het land ingrijpend veranderd. Het is een belangrijk hoofdstuk in de geschiedenis van het land en heeft nog steeds invloed op de politiek en samenleving van Nicaragua tot op de dag van vandaag.