Maar laten wij, de waarheid in de liefde volgend, in alles groeien in Hem die het hoofd is, dat wil zeggen Christus. (Eph_4: 15.)
Het is geen waar bewijs dat je een christen bent dat je emoties worden bewogen of je geest wordt bewogen door de waarheid. De vraag is:
groeit u in Christus, uw levende hoofd?
Is de genade van Christus zichtbaar in je leven?
God geeft Zijn genade aan de mensen, zodat zij meer van zijn genade mogen verlangen. De genade van God werkt altijd in het menselijk hart en wanneer het wordt ontvangen, zal het bewijs van de ontvangst ervan verschijnen in het leven en het karakter van degene die het ontvangt, omdat het geestelijke leven dat zich binnenin ontwikkelt, zal worden gezien.
De genade van Christus in het hart zal altijd het geestelijk leven bevorderen en geestelijke vooruitgang zal worden bewerkstelligd.
We hebben allemaal een persoonlijke redder nodig of we zullen omkomen in onze zonden. Laten we ons vanuit de diepten van de ziel de vraag stellen:
groeien we in Christus, ons levende hoofd?
Verkrijg ik een grotere kennis van God en van Jezus Christus die Hij gezonden heeft?
We zien de planten niet die in het veld groeien, en toch zijn we er zeker van dat ze groeien, en moeten we niet weten wat onze geestelijke kracht en groei is? (Review and Herald, 5-24-1892).
Als we werkelijk christenen zijn, zal ons hart vervuld zijn van zachtmoedigheid, hoffelijkheid en vriendelijkheid, omdat Jezus onze zonden heeft vergeven. Als gehoorzame kinderen zullen we de voorschriften die hij ons heeft gegeven ontvangen en waarderen en we zullen de riten bijwonen die hij heeft ingesteld. We zullen voortdurend proberen om kennis van Christus te verwerven. Zijn voorbeeld zal de regel van ons leven zijn. Degenen die discipelen van Christus zijn, zullen het werk oppakken waar hij was gestopt en het in zijn naam voortzetten. Zij zullen de woorden, de geest of de praktijken van iemand anders dan Christus navolgen. Zijn ogen zullen gericht zijn op de kapitein van zijn redding. Zijn wil is hun wet. En naarmate je verder komt, zul je steeds duidelijker het gelaat van Christus zien, zijn karakter, zijn heerlijkheid (Review and Herald, 4-8-1891). 166