Huib Ekkelenkamp is op 9 april 2019 gepromoveerd op zijn onderzoek naar “Indonesië op de kaart”. Het proefschrift goedgekeurd door de promotors prof. dr. ir. R.F. Hanssen (Technische Universiteit Delft, civiele techniek en geodesie) en prof. dr. H.W. van den Doel (Universiteit Leiden, contemporaine historie en Indonesië). De aparte promotiecommissie, bestaande uit 5 onafhankelijke professoren uit Nederland, heeft het proefschrift verder beoordeeld en kon nog aanpassingen voorstellen.

“Indonesië op de kaart” richt zich op de wijze waarop Indonesië in kaart is gebracht. Het omvat zowel de hydrografische als de topografische verkenning, opneming en kartering. De kaarten van de Indische archipel gaven de bestuurlijke en economische centra aan en toonden van de verschillende eilanden de geografie en de topografische informatie over nederzettingen, verbindingswegen en verdedigingswerken. Beschikbaar kaartmateriaal werd gebruikt voor handel, bestuur en ontwikkeling van gebieden.

Door het cultuurstelsel (1830-1870) is ca. 840 miljoen gulden als batig slot naar Nederland overgemaakt. Daarmee werd in die periode gemiddeld jaarlijks een derde van de Nederlandse begroting ondersteund. Zo was het mogelijk hiermee de spoorwegen in Nederland te financieren. De Koninklijke Akademie in Delft met de opleiding van Indische ambtenaren, waaruit de Technische Universiteit Delft is voortgekomen, werd grotendeels betaald uit de Indische begroting. De vaste Indische bijdragen aan de Nederlandse begroting stopten na 1875, aangezien het geld nodig was voor de Aceh- oorlog (1873-1914) en de aanleg van spoorwegen op Java en Sumatra.

Voor de bouwprojecten in Indië voor infrastructuur, met name wegen, kanalen, havens, bruggen en spoor-wegen, maar ook voor verdedigingswerken, kerken, woningen en openbare gebouwen werden uitgebreide landmetingen verricht en gedetailleerde kaarten gemaakt, voordat met de bouw gestart werd. De noodzaak van nauwkeurige kaarten op zo groot mogelijke schaal werd al vroeg onderkend. Dat kreeg hogere prioriteit na onlusten, oorlog of wanneer wegen, havens, spoorlijnen of telecomverbindingen aangelegd moesten worden. In de technisch-academische opleiding in Nederland in de 19e eeuw speelden landmeten en geodesie een dominante rol. Veel ingenieurs werden in Delft opgeleid in landmeten en geodesie. Tot 1800 was landmeten de enige geadmitteerde en daarmee de enige gediplomeerde ingenieursopleiding. Landmeters voor Nederlands-Indië werden in Nederland aan verschillende instellingen opgeleid.

De Nederlandse werkwijze was niet direct bruikbaar in Indië. Het berglandschap met vulkanen, de ondoor-dringbare bossen en moerassen, het klimaat met hevige regens, de hogere luchtvochtigheid en temperatuur vroegen om een specifieke werkwijze. De toegepaste triangulatie verschilde; er waren geen kerktorens voor triangulatie zoals in Nederland. In de periode 1850-1950 is Nederlands-Indië grotendeels in kaart gebracht.

Voor een belangrijk deel lag de motivatie van de experts in de interesse, de uitdaging door de prestatie en de fascinatie van het werk, met nieuwe technieken, resultaten en perspectieven voor ontwikkeling.
Het loon bij de Topografische Dienst in Indië was meestal lager dan bij een particuliere onderneming.

Hoe nauwkeurig chronometers ook waren, de lengtegraad werd in Indië pas betrouwbaar gemeten met telegrafiesignalen. Met gebruik van theodolieten en radiosignalen van Radio Malabar werd pas vanaf 1923 overal nauwkeurige en juiste plaatsbepaling mogelijk.

Het is duidelijk dat de geodesie en de geodesie-opleiding in Nederland veel aan de ervaring, opgedaan in Nederlands-Indië, te danken heeft. Maar ook Nederland heeft nog steeds veel te danken aan Nederlands-Indië en het latere Indonesië. Dat geldt zowel in materiële als in culturele zin. Het onderzoek naar “Indonesië op de kaart” toont aan dat niet alleen Indonesië op de kaart is gezet, maar dat ook Nederland internationaal groot aanzien heeft gekregen en zo ook “Nederland op de kaart” is gezet.

Zonder Indonesië geen TU Delft

Nieuws - 09 april 2019 - Secretariaat GRS

De oprichting van de TU Delft moet gezien worden als een gevolg van de Nederlandse activiteiten in Indonesië. Dat concludeert ir. Huib Ekkelenkamp (69), die dinsdag 9 april promoveerde op de rol van de Nederlandse aanwezigheid in Indonesië bij de ontwikkeling van de geodesie in Nederland. 

In zijn proefschrift beschrijft Ekkelenkamp de nauwe verbondenheid tussen de koloniale geschiedenis van Nederland en de ontwikkeling van de technische wetenschappen, in het bijzonder de geodesie. Deze verbondenheid is vaak onderbelicht.

Het koloniaal verleden in voormalig Nederlands-Indië bracht technische uitdagingen met zich mee, die om snelle oplossingen vroegen. In de geodesie en landmeetkunde kregen ingenieurs te maken met voor hen onbekende fenomenen, zoals schietloodafwijkingen ten gevolge van vulkanen en atmosferische refractie door het tropische klimaat. De noodzaak tot praktische oplossingen had daardoor een snelle verdieping in de theoretische kennis tot gevolg. Hierdoor werd het Delftse collegemateriaal steeds aangepast aan de laatste inzichten. Nederlandse ingenieurs moesten worden opgeleid om in Indië aan de slag te kunnen.

Stellingen bij het proefschrift “Indonesië op de kaart” ter verkrijging van de graad van doctor aan de TU Delft op dinsdag 9 april 2019 door Huib Ekkelenkamp

  1. Het ontstaan van de ingenieursopleiding door de TU Delft kan niet los gezien worden van onze betrokkenheid bij Nederlands-Indië. De geodesie heeft hiervoor het fundament gelegd (dit proefschrift).
  2. De geodesie-opleiding in Nederland heeft veel te danken aan de opgedane kennis en ervaring uit Nederlands-Indië. Door de andere werkwijze en omgeving bracht Indië nieuwe elementen in de opleiding, die zo breder en internationaler werd (dit proefschrift pagina 331 en 349).
  3. Tot 1873 was de gekozen volgorde van werken: verkenning – opneming – triangulatie – kartering en werd triangulatie als controle van de opneming toegepast. Toen de Topografische Dienst zich realiseerde dat triangulatie de wiskundige basis voor de opneming was, werd de volgorde: verkenning – triangulatie – opneming – kartering. Dat heeft veel extra tijd en kosten voor hermetingen gevergd (dit proefschrift p. 225).
  4.  De geodetische wetenschap is op een significant hoger plan gekomen als gevolg van de Nederlandse koloniale activiteiten in Nederlands-Indië (dit proefschrift).
  5. Het in kaart brengen van Indonesië werd vooral bepaald door historische ontwikkelingen, de bestuurders (dit proefschrift hoofdstuk 2) en de nauwe samenwerking van militairen, ingenieurs, bestuursambtenaren en ondernemers, die in dit proefschrift beschreven is (pagina 317 en 318).
  6. Het overheersende negatieve oordeel over kolonialisme in de huidige samenleving vormt een barrière voor het zien van toenmalige positieve bijdragen.
  7. Het succesvol opereren in de Indische samenleving is onmogelijk zonder rekening te houden met de “stille krachten”. Dit vergt een gedegen kennis van de cultuur en wijze van werken.
  8. Spoorwegen aanleggen zonder landmeten is als een tunnel graven zonder te weten waar je uitkomt.
  9. Een kaart, toegevoegd aan een artikel ter verduidelijking, dient alle in de tekst genoemde topografische aanduidingen te bevatten, anders vermindert voor de lezer de waarde van de kaart aanzienlijk.
  10. Eén kaart kan meer zeggen dan 1000 woorden, maar een enkel woord kan een kaart aanzienlijk verduidelijken.
  11. Ook al wijst Google maps ons dankzij telecommunicatie de weg, de charme van een papieren kaart blijft bestaan, getuige de voortdurende populariteit van papieren kaarten, waarop ook nog aantekeningen gemaakt kunnen worden.
  12. Het “van de kaart zijn” wordt terecht gelijkgesteld met uitgeschakeld zijn. Door daar rekening mee te houden word je weer “op de kaart gezet”.

Korte samenvatting “Indonesië op de kaart”

Het inzichtelijk en aanschouwelijk maken van geografische informatie door kaarten kan al eeuwenlang bogen op grote belangstelling. Dat was met name zo na de grote veranderingen op nationaal en koloniaal gebied rond 1800. De nieuwe onafhankelijkheid van Amerika, de veroveringen in India door de Britten, de Bataafs-Franse en Engelse periode in Indië en de overdracht van Nederlandse gebieden in Azië aan Groot-Brittannië resulteerden in een grote belangstelling voor nieuwe kaarten. Koloniale activiteiten in de 19e en eerste helft van de 20e eeuw maakten het voortdurend nodig bestaande land- en zeekaarten te verbeteren en nieuwe gebieden in kaart te brengen. Daarbij heeft de ontwikkeling van het wetenschapsgebied geodesie, inclusief topografie en hydrografie, een dominante rol gespeeld. Voor Nederland waren betrouwbare kaarten van Indië/Indonesië van groot belang. De invloed van het koloniaal verleden op de ontwikkeling van nieuwe geodetische methoden heeft echter nauwelijks wetenschappelijke aandacht gekregen. Onderzocht is hoe de Indonesische archipel tussen 1800 en 1990 in kaart gebracht is. In dit proefschrift laten we zien, dat de Nederlandse aanwezigheid in Indonesië een grotere invloed heeft gehad op de geodesie en het geodesie-onderwijs in Nederland, dan tot heden werd verondersteld. Door het Indisch batig slot werd in de 19e eeuw voor een derde bijgedragen aan de Nederlandse staatsbegroting en kon een aanzienlijk deel van de Koninklijke Akademie in Delft, waaruit de TU Delft is ontstaan, gefinancierd worden. De beschreven ontwikkelingen van steden en openbare werken, spoorwegen en tramwegen, en telecomverbindingen in Indië, waaraan ingenieurs in belangrijke mate hebben bijgedragen, vereisten uitgebreide geodetische metingen door landmeten, waterpassen, triangulatie en hydrografie. Meteorologische en geologische omstandigheden resulteerden in verstoringen door atmosferische refracties en schietloodafwijkingen, die anders waren dan in Nederland. Daardoor was een aangepaste geodetische methodiek nodig. Aanvankelijk werden triangulaties gebruikt als controle achteraf van de topografische opnemingen. Het vergde een paradigma-verandering om in te zien dat triangulatie vooraf aan die opnemingen diende te gaan, zodat een wiskundige basis voor kartografie ontstond. De resultaten in Nederlands-Indië op geodetisch gebied deden niet onder voor ontwikkelingen in Europa en India. Nederland heeft door de opgedane ervaring met geodesie en daaraan gerelateerde vakgebieden, zoals gravimetrie, fotogrammetrie en hydrografie in de tropen, hier veel aan te danken en internationaal groot aanzien verkregen.

Het proefschrift is voor 50 euro verkrijgbaar met een e-mail naar huib.ekkelenkamp@gmail.com