Wie na de komende verkiezingen minister of staatssecretaris wil worden, raad ik aan de verhoren terug te kijken van de parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag. Dat zal de ambitie temperen. Na uren luisteren naar huidige of voormalige bewindspersonen zal er een donderwolk vol woorden in het hoofd rondrazen: ambtelijke leemlaag, sociale bom, slechte wetgeving, erbarmelijke informatiehuishouding, geen collectief geheugen, langs elkaar heen praten, ‘opzet grove schuld’, door de overheid aangereden burgers, niet tijdig geïnformeerd, focus op andere zaken, overload van dossiers. De verhoren maakten weer eens duidelijk dat een bewindspersoon twee aangename dagen kent tijdens zijn ambtstermijn: de dag van aantreden en de dag van aftreden.

Over twee weken komt de ondervragingscommissie met haar bevindingen en aanbevelingen. Een aantal aanbevelingen tekende zich al af tijdens de verhoren. Of eigenlijk veel eerder al, zoals ook vvd-minister Eric Wiebes over zijn periode als staatssecretaris bij Financiën zei: ‘Het vreselijke is dat we die les al kennen. We zijn op pad gegaan met een toeslagenstelsel waarvan de Belastingdienst had gezegd: onuitvoerbaar.’ En ja, dat het zo ver was gekomen, is inderdaad zoals ook Wiebes in herinnering bracht, omdat dit destijds politiek beter uitkwam.

Dat brengt me op iets opmerkelijks aan de opdracht die de ondervragingscommissie zich heeft gesteld. Daarin ontbreekt het onderzoeken van de rol van de Tweede Kamer zelf. Die is immers medewetgever en zodoende betrokken geweest bij de totstandkoming van die ingewikkelde toeslagenwet. Niet alleen voor de Belastingdienst ingewikkeld, ook voor ouders. Zelfs minister Hoekstra van Financiën vertelde dat hij de formulieren voor het aanvragen van de kinderopvangtoeslag ingewikkeld vond toen hij deze voor zijn eigen kinderen invulde. Uit een voetnoot in de Kamerstukken over de ondervragingscommissie blijkt dat een minderheid van de fracties ook Kamerleden of oud-Kamerleden wilde horen. Die minderheid trok aan het kortste eind, waardoor de afgelopen twee weken de hand niet in eigen boezem ging.

Dat doet je je toch afvragen: waarom niet? Hebben partijen die nu schande roepen wat te verbergen over hun betrokkenheid in het verleden? Omdat zij toen liever geen ‘staatsopvang’ hadden, maar private kinderopvang met vergoedingen die via de inkomens van de ouders zouden worden geregeld? Of omdat ze naar aanleiding van wat de Bulgarenfraude is gaan heten zelf hebben aangedrongen op een strenge aanpak van fraude?

De Tweede Kamer hield zichzelf buiten schot

Want natuurlijk is ook deze ondervragingscommissie politiek. Voor uw achtergrond, de wet die aan het drama ten grondslag ligt, gaat terug tot begin deze eeuw, naar een kabinet onder leiding van cda-leider Jan Peter Balkenende. Dus cda, waarom niet ook (oud-)Kamerleden gehoord? Pieter Omtzigt, die sinds 2003 bijna ononderbroken voor het cda in de Kamer zit, had dan uit eigen ervaring moeten vertellen over de beginperiode van deze wet die inmiddels door iedereen een gedrocht wordt genoemd. Want ook ouders die niet als fraudeur zijn aangemerkt door de Belastingdienst zaten opgescheept met terugvorderingen als ze iets meer gingen verdienen of als ze ook maar de geringste fout hadden gemaakt in hun aanvraag.

Terug naar de lessen uit de verhoren. Er mag dan sprake zijn van een welhaast ondoordringbare leemlaag op ministeries, die leemlaag bestaat niet langjarig uit steeds dezelfde mensen aan de top. De hoogste ambtenaren, behorend tot de Algemene Bestuursdienst, rouleren regelmatig, hebben daardoor echter geen vakinhoudelijke kennis, geen weet van de voorgeschiedenis en missen zodoende signalen. Het verklaart mede waarom de hoogste ambtenaar van Financiën in 2017 tegen aantredend minister Hoekstra kon zeggen dat ‘Toeslagen’ het best functionerende onderdeel van de Belastingdienst was. Onthutsend, omdat er toen al door de overheid aangereden ouders gewond in de berm lagen.

Nog een les. Ambtenaren moeten leren onverbloemd op te schrijven wat er gaande is in plaats van in verhullend taalgebruik. En als dat over een probleem gaat, dit niet verstoppen achter in een brief of nota. Hoe kan een bewindspersoon weten dat zo veel mensen in financiële problemen komen door een overheidsregel als daar slechts een enkele zin of passage aan is gewijd ergens onder aan een langer schrijven, dat meegaat in een tas met tientallen andere stukken die een bewindspersoon moet lezen?

De verhoren leren ook weer eens hoe vaak mensen langs elkaar heen praten. Zo dacht toenmalig minister van Sociale Zaken, pvda-leider Lodewijk Asscher, bij terugvorderingen niet aan de van fraude verdachte ouders die alles moesten terugbetalen plus boete, maar aan ouders die ‘slechts’ een deel van de kinderopvangtoeslag moesten terugbetalen omdat ze meer waren gaan verdienen. Het woord ‘terugvorderingen’ was voor Asscher een signaal om zich te focussen op een totaal ander stelsel om de kinderopvang te financieren, in plaats van op het acute probleem: ouders met torenhoge schulden. Niemand vroeg door, de toenmalige minister niet, zijn ambtenaren niet.

De belangrijkste les moet al in de komende kabinetsformatie in praktijk worden gebracht. Kijk bij het uitwerken van een politiek compromis óók en vooral naar de uitvoering ervan. Of die werkbaar is voor de uitvoeringsorganisatie. En hoe deze uitpakt voor burgers. Want die worden de dupe. Tegen de tijd dat dit laatste duidelijk wordt, liggen de hoofdschuldigen spreekwoordelijk echter al lang in een dikke leemlaag op het kerkhof.